Over de componisten in O Altitudo

Graaf Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam (1692-1766)

Van Wassenaer Obdam was de zoon van Jacob van Wassenaer Obdam en Adriana Sofia van Raesfeld. Hij studeerde rechten in Leiden en erfde op 22-jarige leeftijd kasteel Twickel met de daarbij behorende landgoederen. Tussen 1715 en 1718 maakte hij een grand tour door Europa. Hij werd lid van de Ridderschap van Overijssel. In 1745 overleed zijn oudere broer Johan Hendrik kinderloos en erfde Unico tevens de familiebezittingen in het westen des lands. Daardoor werd hij ook lid van de Hollandse Ridderschap, gecommitteerde der Staten-Generaal, hoogheemraad van Delfland, raad der Admiraliteit van Rotterdam, bewindhebber der VOC-kamer Hoorn en Enkhuizen, en gezant van de Republiek in Frankrijk. Tevens was hij Commandeur van de Duitse Orde.
In 1723 trouwde hij met Dodonea Goslinga, dochter uit een aanzienlijk Fries adellijk geslacht. Deze familie bezat belangen in de scheepvaart, die later door vererving in het bezit van Unico Wilhelm kwamen. Unico ging veel om met adellijke personen en leden van koninklijke huizen. Deze personen bezochten ook kasteel Twickel, dat door Unico als zomerverblijf werd bewoond. In de winter woonde hij in Den Haag aan de Vijverberg of aan het Noordeinde. Na de dood van zijn broer bewoonde hij het paleisachtige huis aan de Kneuterdijk, dat in 1816 werd verkocht aan het Koninklijk Huis. In dat gebouw is nu de Raad van State gehuisvest.

Een musicus van adel

Veel ging hij om met Willem Bentinck, heer van Rhoon en Papendrecht, in wiens huis wel concertbijeenkomsten werden gehouden. Ook Unico was zeer muzikaal, maar het was in die tijd niet de gewoonte dat iemand van adel zich als musicus presenteerde. Toch heeft hij bekend muzikaal werk nagelaten. Het belangrijkst zijn wel de zes Concerti Armonici, die eeuwenlang waren toegeschreven aan Pergolesi.

 

Dit prachtige barokwerk werd in 1980 door de musicoloog Albert Dunning in oorspronkelijk handschrift van Unico ontdekt in de bibliotheek van kasteel Twickel, met diverse opmerkingen van Unico zelf over de matige kwaliteit van de partituur. Enkele jaren later zijn nog drie fluitsonates van zijn hand ontdekt in Rostock.
Bosrijke omgeving

In de 17de eeuw bestond de omgeving van Delden hoofdzakelijk uit heidevelden en moerassen. Bossen waren er nog weinig. Unico heeft een begin gemaakt met de aanleg van de thans beroemde Twickelse bossen. De boeren op de meer dan 100 pachtboerderijen waren verplicht om telgen (eikenplantjes) te poten en op hun bedrijf te laten opgroeien. Later werden deze dan elders uitgepoot. Tegenwoordig wordt de bosrijke omgeving van kasteel Twickel als prachtig natuurgebied door duizenden toeristen bezocht

Lotharius ZumBach d.Koesfeld (1661-1727)

De d. In de naam staat voor het Latijnse “dictu” dat is “genaamd.”Lotharius schrijft in zijn Leidse jaren de familienaam Coesfeld valk als Koesfeld.

Geboren in een van de oudste patriciërfamilies van Keulen en onderwezen op het gymnasium van de Jezüieten vertrok hij rond zijn achttiende jaar om aan de Universiteit van Keulen geneeskunde te studeren (naast privaat onderwijs en zelfstudie filosofie en wiskunde). Hij verbrak zijn studie in 1685 om bij de keurvorst van Keulen in deinst te treden als Mathematicus und Musicus. Zoals gebruikelijk in families als de Coesfelds zal muziekonderwijs deel hebben uitgemaakt van de opvoeding, echter niet gericht op een beroepspraktijk. Na het overlijden van Maximiliaan Heinrich in 1688 vertrok Lotharius naar Leiden met als eerste doel het afronden van zijn studie geneeskunde.

Hij schrijft zich inderdaad in en promoveert vier jaar later met een studie over zweet. Hij trouwt met een dochter van een Leidse wijnkoper en krijgt vier kinderen. Hij werkt aan de universiteit als lector astronomie, privaatdocent wiskunde, filosofie en muziek (onder zijn muziekstudenten bevond zich de geneeskundige Heman Boerhaave).

In 1699 werd Lotharius Coesfeld benoemd als organist van de Leidse Pieterskerk. Van hem werd verwacht om naast de reguliere kerkdiensten tweemaal daags “met sijn conste de gemeynte te vermaken”.

In 1707 werd hij professor in de astronomie aan het Carolineum te Kassel. Hier overleed hij, 65 jaar oud, in 1727.

Composities van Lotharius ZumBach d.Koesfeld bleven slechts in handschrift bewaard, en zeker is dat deze uit zijn Leidse tijd stammen. Hij mag dus een Nederlandse componist worden genoemd!

Het motet O Altitudo maakte deel uit van een grote particuliere collectie composities van de Franse componist en  theoreticus Sébastien de Brossard (1655-1730) , die deze aan het einde van zijn leven aan de Bibliotheque Royal de Versailles schonk. De enorme collectie bevat onder meer vijf bundels “petits motets” van Franse, Duitse, Italiaanse en Noord -en Zuid Nederlandse tijdgenoten. De bijdrage van ZumBach d Coesfeld aan de collectie bestaat uit twee motetten.

Bron: Rein Verhagen

Willem de Fesch (1687-1761)

Willem de Fesch, een tijdgenoot van Johann Sebastian Bach, is een belangrijke componist en violist uit de eerste helft van de 18e eeuw. Zijn composities zijn duidelijk beïnvloed door het werk van Arcangelo Corelli, Antonio Vivaldi en Georg Friedrich Händel. Zijn eigen, nogal markante temperament geeft veel van zijn muziek echter een unieke plaats in de Europese muziekgeschiedenis. Verscheidene werken zijn helaas verloren gegaan.

Willem de Fesch trouwt met de dochter van zijn vioolleraar Carl Rosier in 1710. Als concertviolist treedt hij ook enkele malen op in Antwerpen, in elk geval in 1718, 1719 en 1722. I In deze periode verschijnen zijn eerste composities in druk: duetten voor twee violen en een aantal concerten en sonates voor diverse kleine (strijk)ensembles. In deze muziek volgt De Fesch de stijlkenmerken van zijn tijd. Hij onderscheidt zich door de virtuoze cadensen, klaarblijkelijk bedoeld om door de componist zelf te worden uitgevoerd.

In 1725 vestigt Willem de Fesch zich in Antwerpen. Hij volgt hier Alphonse d’Eve op als kapelmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal. Al spoedig krijgt hij conflicten met het kapittel, naar het schijnt vanwege zijn wangedrag. Sommigen spreken van een onberekenbaar, zelfzuchtig en onzorgvuldig karakter. Intussen componeert hij enkele missen en instrumentale sonates die in Brussel uitgegeven worden. Deze werken vertonen een grotere expressiviteit en eenvoud, zoals die ook in de Italiaanse stijl uit deze periode (Corelli en Vivaldi) naar voren komt. Uiteindelijk moet De Fesch zijn betrekking in Antwerpen opgeven.

Willem de Fesch en zijn vrouw vestigen zich in 1732 in Londen, hij als violist, zij als zangeres. Londen behoort met Parijs en Milaan tot de belangrijkste muziekcentra van Europa. Händel heeft in Londen al geruime tijd grote successen met zijn opera’s en (later) oratoria. Zijn eerste Engelse oratorium ‘Esther’, wordt uitgevoerd in 1732 en het jaar daarop volgt De Fesch’ oratorium ‘Judith’, dat in 1740 nogmaals op het programma staat.

 

 De uitvoering van Händels oratorium ‘Joseph and his Brethren in 1744 wordt in 1745 gevolgd door het oratorium ‘Joseph’ van Willem de Fesch. Als die in 1746 optreedt als concertmeester in Händels orkest, is het duidelijk dat er geen sprake is van rivaliteit. In 1748 en 1749 dirigeert De Fesch het orkest in Marylebone Gardens. In Londen schrijft hij naast de genoemde oratoria de pastorale serenade ‘Love and Friendship’, de komische opera ‘The London Apprentice’, diverse sonates en concerten en een verzameling liederen. Sommige Engelse liederen zijn geschreven voor theaterproducties, zoals die van William Shakespeare’s ‘The Tempest’ in 1746. De teksten van zijn Italiaanse liederen zijn veelal ontleend aan Paolo Rolli’s ‘Di canzonette e di cantate libri due’.

Vanaf 1750 Willem de Fesch trekt zich terug uit het openbare leven. Hij overlijdt op 3 januari 1761 in Londen.

Bron: Donemus

Quirinius van Blankenburg (1654-1699)

Quirinus van Blankenburg ontving zijn eerste muzieklessen van zijn vader, Gerbrand Quirijnsz van Blankenburg, stadsorganist van Gouda. Deze wees hem op de nieuwste ontwikkelingen op muziekgebied in Italië en de daartegenover achterhaalde muziekstijl in eigen land. Quirinus meldt daarover in Elementa musica hoe zijn vader kooplui de opdracht gaf om uit Venetië de allernieuwste muziekdrukken mee te brengen, ”hebbende verstaan dat de musiec in Italien tot een veel hooger trap van volmaaktheid was geklommen. Deze waren d’eenigste die hem konden vermaken. En, wanneer ik daar na in myn jeugd zou musiec leeren, zo mogt ik anders geen boeken als deze gebruiken; waar mede dan myn gedachten wierden opgevolt; ’t welk van dien uitslag was dat ik geen andre lomperyen mogt hooren”.

Eerste organist

In 1699 werd hij de eerste organist van het door Johannes Duyschot gebouwde orgel in de Nieuwe Kerk in ‘s-Gravenhage. Van Blankenburg was een veelgevraagde muziek- en klavecimbel-leraar van adellijke en hooggeplaatste personen, waaronder vrijwel zeker tussen 1700 en 1707 Unico Wilhelm graaf van Wassenaer. In de jaren 1713 tot 1715 werd de in Den Haag verblijvende prins Friedrich Ludwig von Württemberg-Stuttgart zijn klavecimbel-leerling. Voor hem componeerde hij de cantate L’Apologie des Femmes. Deze cantate is een antwoord op “Les Femmes” van de Franse componist André Campra, uitgegeven in 1708, waarin die het leed door de liefde veroorzaakt beschrijft en waarin hij zo ver gaat een lijst op te stellen van weinig aantrekkelijke karaktertrekken van vrouwen (de kokette, de wijze, de vadsige, enz.). De dichter vindt echter troost in de schoonheid van de natuur en verzaakt voor altijd aan het vrouwelijke geslacht. In de cantate van Van Blankenburg, gecomponeerd 1713 of 1714, wordt een catalogus van vrouwentypen gegeven waarin de negatieve karakteristieken in Campra’s cantate worden gekeerd ten gunste van de vrouwen.

Muziekwerken

Tot de weinige overgeleverde muziekwerken van Van Blankenburg behoren het Clavicimbel- en orgelboek der gereformeerde psalmen en kerkzangen uit 1732 met zettingen van alle psalmen afgewisseld met als voor- of naspelen bedoelde korte composities.In 1733 componeerde hij ter ere van het huwelijk van Anna van Hannover, dochter van George II, koning van Engeland, met de Friesestadhouder Willem Carel Hendrik Friso, een muzikaal bruiloftsgeschenk La double harmonie d’une musique algébraique of De verdubbelde harmony, een reeks op Franse leest geschoeide dansen en airs. Bij vier daarvan zijn, gespiegeld en op hun kop gelezen, bas en melodiestem verwisselbaar.

In zijn in 1739 uitgegeven Elementa musica gaat Van Blankenburg uitvoerig in op de muziektheoretische principes waarbij hij zich kritisch opstelt tegen de in zijn ogen misvattingen en onduidelijkheden in de toepassing daarvan door collega-theoretici. Het hoofddoel van het traktaat is het benoemen van de principes en grondregels van de basso-continuo. Daarnaast is Elementa musica een rijke bron van onze kennis van het muziekleven in de zeventiende en achttiende eeuw. 

Joost van den Vondel (1587-1679)

was een Nederlands dichter en toneelschrijver, die algemeen gezien wordt als de grootste schrijver en dichter uit de Nederlandse taal. Hij is geen componist. Vondel schreef liederen op toendertijd bekende zangwijzen.

Jacob Wilhelm Lustig (1706 -1796)

organist, Vestigde zich 1728 als organist te Groningen, waar hij aan de Martinikerk werd verbonden.Lustig deed in 1751 verschijnen Inleiding tot de Muzykkunde, in 1754 zijn bekend geworden Muzykale Spraakkonst en Twaalf samenspraken over Muzykale beginselen.”

Na zijn overlijden vond men in handschrift onder zijn papieren: Regelen van de vingerzetting bij het clavierspel, Beknopte aanleiding tot het daarstellen van goede bassen en cieraden op de voize van het graduale romanum of tot het orgelspel bij Gregoriaansche Kerk. zangen en Harmonische Wegwijzer. Hij vertaalde ook Burney’s reisdagboek, Quantz’ leerboek voor fluit, de vioolschool van Wodiczka, enz. In 1742 zagen twaalf sonates voor piano van zijn hand het licht. Ook componeerde hij liederen.