Met toonaangevende musici in een opzienbarende combinatie van klarinet, sopraan en gitaar start Music on Chairs het nieuwe concertseizoen. Het concertprogramma overstijgt  stijl- en landsgrenzen. Met Izhar Elias, internationaal geroemd gitarist en winnaar van de Nederlandse Muziekprijs, klarinettist Levan Tskhadadze, één van de meest invloedrijke jonge musici van Georgië en sopraan Henriette Feith. Zij brengen een klassiek romantisch én hedendaags repertoire, opzwepende Georgische muziek, Italiaanse operavariaties en Sefardische melancholie. Het concert vindt plaats op zondag 15 oktober om 15.00 uur in de sfeervolle ambiance van het 15e-eeuwse stadsklooster de Marienhof, Kleine Haag 2, Amersfoort. Ongewone combinatie De combinatie gitaar en klarinet is vrij ongewoon in de klassieke muziek, maar klinkt bijzonder fraai óok met een zangstem erbij.  Ze zijn wonderwel aan elkaar gewaagd en een recept voor een afwisselend programma. Van de romantiek rechtstreeks naar moderne, nog levende componisten uit Georgië en de Verenigde Staten, via een kleine halte bij de grote Brit Vaughan Williams naar Italiaanse opera sferen, om te eindigen met Sefardische muziek.  Afwisselend programma Zang met gitaar en klarinet, zang en gitaar, gitaar en klarinet, klarinet en zang; alle combinaties en stijlen passeren de revue tijdens het concertSchubert liederen met gitaar, Schumann duetten waarbij de klarinet de tweede zangstem speelt, onbekende Vocalises van Vaughan Williams voor zang en klarinet. Italiaanse opera melodieën en arrangementen van Sefardische liederen. Maar ook een stuk dat oorspronkelijk voor de combinatie gitaar en klarinet werd geschreven: Like Black Snow, van de Amerikaanse componist Frank Wallace. Daarnaast een eigen transcriptie van Izhar Elias van de Fantasia su motive del “Rigoletto” van Luigi Bassi. Ook zijn de haast filmische Miniaturen van de Georgische componist Giya Kancheli te horen, ditmaal dus niet door piano en viool, de oorspronkelijke instrumentatie. Dit concert vond plaats: Zondag 15 oktober 2017 | 15.00 uur Singelzaal, Mariënhof, Kleine Haag 2, Amersfoort

Musici

No Results Found

The posts you requested could not be found. Try changing your module settings or create some new posts.

Beeld

Meer informatie

Sopraan-, tenor-, en bas-chalumeau

Klarinet Hoewel er soms naar heel oude instrumenten wordt verwezen als zijnde de voorlopers van de klarinet, zijn de meeste kenners het er wel over eens dat er maar één echte voorloper van de klarinet was: de chalumeau. Dit instrument, ontstaan in de barokperiode (grofweg 1600-1750, het is onduidelijk wie de daadwerkelijke uitvinder was), was gemaakt uit palmhout met dezelfde gaten als een blokfluit, een mondstuk met een riet en twee kleppen. Het had een beperkte omvang van maar 12 tonen en klonk een octaaf lager dan de andere houtblaasinstrumenten. Het instrument bestaat in 4 verschillende afmetingen. Je hebt dus een sopraan, alt, tenor en bas chalumeau. Het was in die tijd een interessant nieuw instrument met grote dynamische mogelijkheden en zachte klankkleur. Instrumentenbouwer Johann Christoph Denner (1655-1707) ontwikkelde de chalumeau steeds verder en vond zo rond 1700 de klarinet uit. Het grootste verschil tussen klarinet en chalumeau is de registerklep. Bij het indrukken van de registerklep klinkt het instrument ineens een interval van een octaaf plus een kwint hoger. De klank klonk de mensen destijds meer als een baroktrompet, een “clarion”, in de oren en zo kreeg het instrument de naam clarino (kleine baroktrompet). De klarinet is een transponerend instrument. Dit is een muziekinstrument waarvan de te spelen partij in de partij of partituur op een andere toonhoogte is genoteerd dan wat werkelijk gehoord wordt. Als bijvoorbeeld een Es-klarinet een C speelt, horen we een Es die een kleine terts hoger is dan de C.  Bij de klarinet worden de partijen worden zo genoteerd dat de musicus altijd dezelfde vingerzetting kan gebruiken voor de genoteerde tonen. Of men nu op een A of een Bes klarinet speelt, de vingerzetting is identiek.   Gitaar Het bespelen van snaren om via de klank gevoelens te uiten of tekst te ondersteunen gebeurt al eeuwenlang. Toen Alexander de Grote rond 385 v Chr. vrijwel de gehele beschaafde wereld had veroverd, kwam er een cultuuroverdracht op gang tussen de verschillende volken binnen zijn rijk. De Assyrische harpachtige citer kwam zo in Griekenland en na verloop van tijd ook bij de Romeinen terecht. Zij noemden dit instrument, inmiddels iets groter, een chitara romana. Duizend jaar later bouwden instrumentbouwers in Zuid –Frankrijk er een hals bij, en het heette nu een chrotta. In de twaalfde eeuw verscheen er een nieuw Spaans instrument: de Laud, die zowel een gitaar- als peervormige vormgeving kende. Het instrument was afgeleid van de Arabische luit die bekend stond als ud welke tijdens de Moorse invasie in Spanje terecht was gekomen. De Laud – of luit, in Nederland- werd later ook in de rest van Europa bespeeld. De allereerste “oer”gitaren hadden eigenschappen van de Arabische Ud en de Franse chrotta. Ook de rebab en citer zijn voorlopers van de gitaar. Vihuela

Vihuela

Er werd in de loop van de tijd door instrumentenbouwers veel geëxperimenteerd met houtsoorten, geluidsprojecties en vormen. De vlakke achterkant kwam weer in de mode en zo ontstond de vihuela, de eerste directe voorloper van de moderne gitaar. De Franse en Italiaanse gitaren van de zeventiende eeuw kregen een steeds slankere taille, en hadden bijna al de vorm van de gitaar zoals wij die nu kennen. Een belangrijk verschil was echter nog wel de vijf paar snaren, in plaats van de zes of twaalf van de huidige gitaar.   De moderne klassieke gitaar is sindsdien weinig meer veranderd. Een van de laatste innovaties was midden jaren veertig van de vorige eeuw. De snaren, die tot dan toe nog van varkensdarmen waren vervaardigd, werden vervangen door nylon. Een uitvinding uit 1935 van de Amerikaanse chemicus Wallace Hume Carothers. De gitaar werd een steeds populairder instrument en er werden meer muziekstukken geschreven. Onder andere Rossini, Haydn, Berlioz en Schubert componeerden voor de gitaar.  
Giya Kancheli (1935) Kancheli een Georgische componist, die na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in West Europa woont, aanvankelijk in Berlijn en vanaf 1995 in Antwerpen. In dat jaar wordt hij vaste componist van het Belgische Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen. Al in zijn vroege jeugd wordt duidelijk dat Kancheli aanleg voor muziek heeft, maar pas in zijn twintiger jaren besluit hij van muziek zijn beroep te maken. Hij studeert aan de Tbilisi-universiteit tot 1958 en het Tbilisi-conservatorium van 1959 tot 1963. Hier zal hij later (1970) naar terugkeren als docent. Zijn muziek dringt tijdens het communisme maar weinig door naar het Westen. In latere jaren ontstaat een soort cult om zijn muziek in het Westen te spelen. In zijn vroege composities heeft de volksmuziek uit Georgië nog een grote invloed en zijn invloeden van Béla Bartók hoorbaar. Later neemt dat af maar de spirituele invloed van Georgië op zijn muziek blijft onverminderd van kracht en neemt zelfs toe. Kancheli is voorzitter geweest van de Georgische componistenbond en een geëerd kunstenaar van Georgië. Tevens is hij directeur muziek geweest van het Roestavelli-theater in Tbilisi. In  1976 ontvangt hij de Staatsprijs van de Sovjet-Unie voor zijn 4e symfonie. Vanaf 1992 gaat hij in zijn muziek steeds vaker terug naar zijn roots. Zijn muziek wordt nog spiritueler dan daarvoor. Vergelijkingen met Arvo Pärt dringen zich op. Zijn muziek wordt beschouwend en sereen (haast filmisch), maar er blijft altijd een dreigende ondertoon doorklinken. Door collega componist Rodion Sjtsjedrin wordt hij omschreven als “een temperamentvolle asceet”, een bedwongen Vesuvius. Lorenzo Palomo (1938) Lorenzo Palomo is een van de meest succesvolle moderne Spaanse componisten. Zijn muziek is op vele podia gespeeld, zoals, onder anderen, Carnegie Hall in New York, Symphony Hall (Boston), Covent Garden (London), Suntory Hall (Tokyo), Tchaikovsky Auditorium (Moskou), Konzerthaus (Berlijn), Victoria Hall (Genève) en Auditorio Nacional (Madrid). Zijn geboorteplaats Córdoba en het Andalusische leven dat zo sterk beïnvloed is door Arabische en Hebreeuwse elementen worden vaak als inspiratiebronnen voor zijn muziek gezien. Palomo studeerde aan het Conservatorium in Córdoba en later aan het Conservatorium te Barcelona. Hij studeerde compositie bij Joaquín Zamacois en piano bij Sofía Puche de Mendlewicz. Door een beurs was hij in staat directie te studeren in New York, bij Boris Goldovsky. Zijn werken zijn wereldwijd door bekende orkesten gespeeld zoals de Dresdner Philharmonie, Deutsche Oper Berlin, Accademia di Santa Cecilia in Rome, Orchestre de Suisse Romande in Genève en vele anderen. Ook beroemde solisten hebben zijn werken uitgevoerd, zoals Montserrat Caballé, María Bayo,, Pepe Romero, Angel Romero, Pablo Sáinz Villegas, en het Romeros Guitar Quartet. Lorenzo Palomo  woont in Berlijn. Van 1981 tot 2004 was hij verbonden aan de Deutsche Oper Berlin. Joaqín Rodrigo (1901-1999) Joaqín Rodrigo was een klassieke componist en een virtuoos op de piano. Ondanks het feit dat hij vanaf zijn derde jaar blind was, bereikte hij grote successen. Hij wordt beschouwd als een van de componisten die verantwoordelijk zijn voor de popularisatie van de gitaar in de klassieke muziek; zijn Concierto de Aranjuez, voor gitaar met orkest, is een van de hoogtepunten van de Spaanse klassieke muziek. Hij speelde vanaf zijn achtste piano en begon serieus te componeren vanaf zijn zestiende. Gitaar, het instrument waar hij zoveel voor heeft gecomponeerd, speelde hij niet. Rodrigo studeerde compositie bij Francisco Antich in Valencia en Paul Dukas in Parijs. Na een kort verblijf in Spanje, keerde hij terug naar Parijs om te studeren bij Maurice Emmanuel en later bij André Pirro. Hij was bevriend met Maurice Ravel, Darius Milhaud, Arthur Honegger, Igor Stravinsky en Manuel de Falla. Rodrigo was getrouwd met de Turkse pianiste Victoria Kamhi, aan wie de Cuatro Canciones Sefardies, waarvan u er vandaag twee hoort, zijn opgedragen. Nadat hij al meerdere malen hoge onderscheidingen had gekregen, kreeg Rodrigo in 1991 een adellijke titel van koning Juan Carlos; Marqués de los Jardines de Aranjuez.
Sefardische liederen Het woord Sefardisch komt van het Hebreeuwse woord Sepharad, dat Spanje betekent. Rond 711 trokken Arabieren naar Zuid Spanje en ontstond er hier enkele eeuwen lang een vruchtbare samenwerking op wetenschappelijk en kunstzinnig gebied tussen de Joden, Islamieten en Christenen. Dit waren de zogenoemde “Gouden Eeuwen”. Ook op muzikaal gebied was er een interessante samenwerking; Joodse dichters  vermengden , Islamitisch,Christelijk en hun eigen  gedachtegoed met Arabische metriek en Andalusische melodieën. Zo ontstonden de Sefardische liederen. Sefardische liederen werden opgeschreven in het ‘Ladino’; oud Castiliaans vermengd met Hebreeuws. In 1492 kwam er een eind aan de Gouden Eeuwen: de Joden werden verbannen uit Spanje. De Sefardische liederen bleven echter behouden. Van generatie op generatie werden de liederen mondeling overgeleverd. De taal, het Ladino, werd nu echter ook vermengd met woorden uit de ‘nieuwe’ landen. Er ontstonden Ladino liederen met Turkse, Arabische, Griekse, Portugese, of Franse woorden, al naar gelang het land waarheen de Sefarden waren gevlucht. De Sefardische liederen gaan over het Joodse leven van alle dag. Het zijn geboorte- en wiegeliederen, liefdesliederen, bruiloftsliederen en klaagliederen, wereldlijk of religieus. Vele componisten hebben Sefardische melodieën gearrangeerd of bewerkt. Lorenzo Palomo en Joaquin Rodrigo zijn hier voorbeelden van.  
Bronnen: Reclams Liedführer, A History of Song, The Songs of Robert Schumann, Wikipedia,  www.composisten.net, www.charlottehasnon.nl, www.ensie.nl, www.gitaarsalon.nl, www.mirtsveg.nl, gyremusic.com.