Theorbe, gigues en sarabandes

De theorbe is een afstammeling van de luit, een tokkelinstrument met een kleine klankkast met zes paren van elk twee snaren. Dit is een zogenaamde zeskorige renaissanceluit. Deze luit is bij uitstek geschikt voor de muziek die in de Renaissance wordt gespeeld. Van oudsher wordt de luit gezien als het ideale instrument om zang te begeleiden. De theorbe is een luit met een verlengde, extra hals waarlangs de lage bassnaren lopen. Hij beschikt over een volle, diepe basklank.

Hier hoort u David van Ooijen, te gast bij het concert Baroque Sucré.. douceurs du baroque francais op de theorbe met een gigue van Robert de Visée.

De typische Franse compositievorm suite is niets meer of minder dan een reeks dansen (allemande, courante, sarabande, gigue, etc.) met ieder een eigen karakter. Al voor de vijftiende eeuw (en eerder) was er al een gebruik om dansmuziek als basis van een instrumentaal stuk te gebruiken. Toen werden, meestal, twee dansen na elkaar gespeeld. Rond 1650 was een veelvoorkomende vorm deze:  Allemande-Courante-Sarabande-Gigue. De instrumentale werken volgden hiermee een -min of meer – vast stramien: een Franse variant op de Italiaanse sonate, die ook weer uit vaste onderdelen bestond. Behalve in Naast Frankrijk was het genre ook populair in Duitsland. Denk bijvoorbeeld aan de cello suites van J.S. Bach.